Hubertus Carl Johannes Duijker (Bert Duijker) werd geboren op 10 oktober 1912 in Leiden en stierf op 24 april 1983 in Amsterdam. Hij werd 70 jaar. Hij werkte 43 jaar in dienst van de Universiteit van Amsterdam, waarvan 33 jaar als hoogleraar Psychologie.

Ik botste op deze tekst van hem: ‘De ideologie der zelfontplooiing, pedagogische studiën 1976, subfaculteit psychologie, Universiteit van Amsterdam’. (https://adoc.pub/de-ideologie-der-zelfontplooiing.html)

Duijcker schreef de tekst als reactie op vele publicaties, vakliteratuur, uitgangspunten, rapporten en verslagen i.v.m. het hervormen van het Nederlandse onderwijs in de jaren zeventig van de vorige eeuw.

Een fragment:

‘Bij bomen bijv. en misschien ook bij vissen of vlinders kan men waarschijnlijk wel tot een enigszins gefundeerd oordeel komen over hun ‘volgroeidheid’, over de mate waarin zij hun in aanleg aanwezige mogelijkheden hebben verwerkelijkt. Bij mensen is dat niet zo eenvoudig. Dit zij toegelicht aan een voorbeeld. Laten wij eens veronderstellen dat bij sommige mensen iets aan te treffen valt als een bijzondere ‘aanleg’ voor schaken of pianospelen, en dat die ‘aanleg’ erfelijk is bepaald. Deze laatste veronderstelling lijkt tamelijk plausibel, gezien het feit, dat veel eminente schakers en pianisten reeds op zeer jeugdige leeftijd van ongewone bekwaamheid blijk geven. Nu komt het mij voor, dat er geen enkele reden is om te vooronderstellen, dat de specifieke combinatie van genen, die de noodzakelijke voorwaarde zou vormen voor de ‘aanleg’ tot het schaken of het pianospelen niet zou kunnen voorkomen bij mensen die ergens in het oerwoud leven, of niet zou kunnen zijn voorgekomen bij Grieken of Romeinen, die een paar eeuwen voor het begin onzer jaartelling hebben geleefd. Maar deze mensen hebben nimmer de kans gehad om die ‘aanleg’ te ontplooien, omdat in hun omgeving, in tegenstelling tot de onze, noch schaakspelen noch ook piano’s vielen aan te treffen. En wie zal uitmaken wat er in onze omgeving ontbreekt, waardoor sommige vormen van ‘aanleg’ in het geheel niet tot ontplooiing kunnen komen? Een -uiteraard fictief- voorbeeld. Biljarten is een tweedimensionaal spel, en het heeft er alle schijn van dat sommige mensen voor dit spel een bijzondere aanleg hebben. Welnu, misschien bevinden zich onder de nu levende mensen betrekkelijk velen die een aanleg hebben voor ‘driedimensionaal biljarten’, een spel dat alleen in gewichtloze toestand, bijv. in de interplanetaire ruimte kan worden gespeeld. Die aanleg zou eerst manifest kunnen worden als dit spel was uitgevonden, en als er voldoende ruimteschepen waren om het te beoefenen.’

H. C. J. Duijker

Trudo Herman Avatar

Published by

Categories:

Plaats een reactie

Ontdek meer van Onderwijs van nu, tussen vroeger en later

Als u hieronder uw e-mailadres invult, krijgt u een bericht als er een nieuw tekstje verschijnt op 'Onderwijs van nu, tussen vroeger en later'. Vrees niet, u zal niet worden gebombardeerd met e-mails, en u kan zich altijd weer uitschrijven. Bedankt alvast voor uw interesse.

Doorlezen