Meer of minder buitengewoon onderwijs? Een vraag die veel andere vragen oproept. Belangrijk om er over na te denken, samen met leerlingen, ouders, wetenschappers en mensen op de onderwijswerkvloer.
Geschiedenis
Toen het buitengewoon onderwijs een halve eeuw geleden grondig werd uitgebouwd, om zo nog beter ondersteuning te kunnen bieden aan wie het nodig had, werden de woorden ‘uitsluiting’ en ‘segregatie’ minder gebruikt. Gaandeweg veranderde dit. Vooral vanuit de pedagogische en sociologische wetenschappen kwam meer aandacht voor de vraag of het wel verstandig was voor de ontwikkeling van kinderen om ze af te zonderen op speciale scholen. Een terechte vraag.
Inclusie werd door sommige invloedrijke academici en beleidsmensen (met de beste bedoelingen) ook geconcipieerd als een volledige omvorming van organisatie, curricula en didactiek in het onderwijs. Het M-decreet van 2014 sloeg eveneens die richting in. Aanzienlijk veel leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften werden toen ingeschreven in het gewoon onderwijs.
Dit inclusieconcept leunde echter ook aan bij opvattingen die controversieel bleken te zijn en haaks stonden op de ervaringen op werkvloeren en nieuwe wetenschappelijke inzichten. Zo bijvoorbeeld komen er al een tijd reacties vanuit de ontwikkelingspsychologie en de vrij jonge cognitieve psychologie (met o.a. Wim Van Den Broeck en Wouter Duyck die regelmatig van zich laten horen). Er worden nu meer vragen gesteld bij de marsorder dat leraars moesten transformeren in coaches van erg heterogene groepen leerlingen die elk hun eigen traject en tempo mochten volgen.

Rendementsvolle instructie en gezamenlijk inoefenen van leerstof verdwenen daarbij immers op de achtergrond, en de gevraagde ‘redelijke aanpassingen’ veroorzaakten onduidelijkheid en onzekerheid. Leerkrachten voelden aan dat ‘op maat van ieder kind’ op gespannen voet kwam te staan met het sociale karakter van samen naar een gemeenschappelijk einddoel toe te werken.

Inderdaad. Veel verwachtingen op papier konden in de praktijk niet worden waargemaakt. Men ervoer dat het recht op inclusief onderwijs van leerlingen met speciale noden soms in spanning kwam te staan met het recht op onderwijs van andere leerlingen. Leerkrachten kampten met het dilemma dat ze niet tegelijkertijd alle leerlingen met specifieke noden kwaliteitsvol konden begeleiden en kwaliteitsvol werk konden leveren voor de andere leerlingen. Bovendien verhuisden onvoldoende middelen en ondersteuning tot op werkvloeren mee. Lesgevers vielen uit en de beheersing van basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen ging er verder op achteruit.
Decreet leersteun
Het nieuwe decreet leersteun (vanaf schooljaar 2023-2024) probeert een antwoord te bieden op die evolutie. Het wil de onderwijskwaliteit voor iedereen weer verhogen en de werkbaarheid voor alle scholen en leerkrachten weer waarborgen, door een verdere verankering van de kwaliteit van het buitengewoon onderwijs na te streven. Dit ligt dichter bij het devies ‘gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon onderwijs als dat nodig is’. De huidige regelgeving voorziet, naast het inschrijvingsrecht dat onverkort geldt, ook een inschrijvingsrecht onder ontbindende voorwaarde. Gebrek aan degelijk (gespecialiseerd) onderwijs zorgt immers voor minder eerlijke kansen. Het is niet vreemd dat kinderen soms beter functioneren of leren in kleine, intens begeleide groepen of in een beschermende omgeving met gespecialiseerde ondersteuning. Een aandachtspunt hierbij blijft dat dit best wordt gerealiseerd met meer mensen op de werkvloer, mensen dus die niet alleen coördineren, observeren of coachen, maar vooral werken met de leerlingen zelf.
Mindset
Onderwijs wordt voor niemand beter door leerlingen minder gerichte vormingskansen te bieden. Publicaties over hoe het onderwijs moet worden georganiseerd komen niet zelden van academici met weinig of geen praktijkervaring in scholen. Hun voorstellen worden soms overgenomen door een sterk aangegroeid middenkader, waarna ze worden opgelegd aan mensen op het werkveld. In congreszalen en achter computerschermen wordt hier en daar werk doorgeschoven naar ondergeschikten of collega’s, zonder realistische kijk op haalbaarheid of eventueel negatieve gevolgen voor leerlingen of collega’s. In die gevallen kan een andere mindset wellicht soelaas bieden.
Hart en ziel
Inclusie buiten de schijnwerpers is meer aanwezig dan men in de media laat uitschijnen. Het gewone onderwijs voorstellen alsof het is van ‘trek uw plan’ en tegelijkertijd het buitengewoon onderwijs neerzetten alsof het gaat over een vuilnisbak voor uitgesloten mensen, is een kaakslag voor veel (oud-)leerlingen en hun (oud-)leraars. Wie dit beweert, heeft zich waarschijnlijk weinig op schoolwerkvloeren begeven, maar is er nog altijd welkom, bijvoorbeeld om te komen helpen, of om vast te stellen hoe er dagelijks met hart en ziel wordt gewerkt om alle leerlingen meer kansen te bieden en ze te doen bloeien en groeien.
Buitengewoon gewone mensen
Elke generatie zoekt in de gegeven omstandigheden hoe onderwijs met respect voor iedereen best wordt georganiseerd en hoe zo goed mogelijk aan de noden van alle leerlingen kan worden voldaan. Ook leerkrachten hebben belangrijke suggesties i.v.m. hun job. Fora waar onderwijsmensen systematisch en jarenlang worden bestempeld als uitsluiters en ongelijkmakers dienen dikwijls andere belangen dan die van de kinderen, en doen geen recht aan wie elke dag het beste van zichzelf geeft om alle leerlingen hoger te tillen. De nadruk leggen op veel wonderen die plaatsgrijpen in het onderwijs, bewerkstelligd door en samen met buitengewoon gewone mensen, is nobeler.

Geef een reactie op Stefaan Herman Reactie annuleren